Een vergiet op je hoofd voor de pasfoto. Klinkt gek? Toch belandde deze kwestie tot aan de hoogste rechter. Het draait allemaal om de vraag: wat is een religie en wanneer mag je je daarop beroepen?
In deze blog duik ik in de vrijheid van godsdienst zoals vastgelegd in artikel 6 van de Grondwet. En ja, dat doe ik aan de hand van een zaak over het Vliegend Spaghettimonster.
In Nederland mag je geloven wat je wilt. Dat recht is vastgelegd in artikel 6 van de Grondwet. Niet alleen religies vallen hieronder, maar ook andere levensovertuigingen zoals humanisme of veganisme.
Je mag je geloof uiten – alleen of met anderen. Maar: die vrijheid is niet onbepervkt. De overheid mag het uiten van een geloof beperken als dat nodig is om bijvoorbeeld de openbare orde of gezondheid te beschermen. Denk aan de coronatijd: kerkdiensten mochten doorgaan, maar wel met beperkingen.
Vrijheid van geloof betekent dus niet dat alles mag, altijd en overal. Er is ruimte voor overtuiging, maar ook ruimte voor grenzen.
Het Vliegend Spaghettimonster ontstond in 2005 toen een Amerikaanse student – Bobby Henderson – kritiek wilde uiten op het opnemen van ‘intelligent design’ in het schoolcurriculum. Zijn tegenvoorstel: als we in een god mogen geloven, dan mag hij ook in een vliegend monster van spaghetti en gehaktballen geloven.
Wat begon als satire, groeide uit tot een internationale beweging. Ook in Nederland werd in 2012 een officiële vereniging opgericht. Aanhangers – pastafarians – dragen een vergiet als hoofddeksel om hun ‘geloof’ uit te drukken. Vaak gebeurt dit ook als protest tegen religieuze privileges.
In 2016 vroeg een Nederlandse pastafarian een paspoort en rijbewijs aan met op de foto een vergiet op haar hoofd. De gemeente weigerde: het vergiet werd niet als religieus symbool erkend.
De vrouw stapte naar de rechter. Haar standpunt: pastafarianisme is een serieuze levensovertuiging en het vergiet is vergelijkbaar met een keppel of hoofddoek. Toch kreeg ze geen gelijk. Volgens de hoogste bestuursrechter is het pastafarianisme onvoldoende ernstig, samenhangend en overtuigend om als godsdienst te gelden.
Belangrijk: artikel 6 van de Grondwet zegt niet precies wat wel of geen religie is. Daarom betrok de rechter ook artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat artikel biedt bescherming én handvatten voor hoe geloof geuit mag worden. De conclusie: satire is geen overtuiging die recht geeft op uitzonderingen.
De vrijheid van godsdienst is ruim, maar niet grenzeloos. Niet elke overtuiging krijgt automatisch dezelfde bescherming. De overheid en rechters kijken naar:
Dat zorgt voor een balans tussen bescherming van diepgewortelde overtuigingen en het voorkomen van misbruik van deze vrijheid.
De zaak over het Vliegend Spaghettimonster toont hoe levendig de discussie over religie en grondrechten is. En dat is goed. Juist doordat ook satirische stromingen serieus worden getoetst, blijft de rechtsbescherming van echte geloofsovertuigingen geloofwaardig.
Als elke overtuiging automatisch alle rechten kreeg, zou het systeem ondermijnd worden. Dan zouden ook fictieve of ludieke bewegingen uitzonderingen kunnen claimen op regels die bedoeld zijn voor serieuze religieuze overtuigingen.
Je mag in Nederland geloven wat je wilt – ook in een Spaghettimonster. Maar dat betekent nog niet dat je voor elk geloof automatisch recht hebt op uitzonderingen, zoals een vergiet op je pasfoto.
Rechters kijken kritisch naar de ernst en de samenhang van een overtuiging. En dat is belangrijk, om onze grondrechten geloofwaardig en uitvoerbaar te houden.
Moet satire onder dezelfde bescherming vallen als geloof? Laat van je horen op onze socials en volg ons voor meer blogs over recht in de praktijk!
Foto: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/vrouw-zittend-op-een-stoel-tijdens-het-eten-van-pastaschotel-1456262/; bewerkt door Evy